In tegenstelling tot Sinterklaas wordt Sint Maarten niet landelijk gevierd. In mijn geboortestad Den Haag en omgeving is Sint Maarten niet doorgedrongen. Wij waren jarenlang volstrekt onbekend met het gebruik – zelfs de datum 11 november deed geen belletje rinkelen.
In de zomer van 1981 verhuisden we van Den Haag naar Hoorn, naar een frisse nieuwbouwwoning in een kinderrijke buurt. Onze oudste kon zo’n beetje kruipen. In oktober begonnen de Hoornse supermarkten op grote schaal allerlei snoepwaren aan te bieden. Spekkies en mandarijntjes, met opschriften erbij ‘St. Maarten-snoep’. Wij hadden geen idee en lieten het lekkers voor wat het was. Ons kind was toch te klein voor dat spul.
In onze nieuwbouwwijk was ook een woning waar gehandicapte kinderen woonden. Gewoon tussen de mensen. Een lofwaardig streven. Een stuk of vier, vijf kinderen met woonbegeleiding. In dit geval ging het om dove kinderen. Het woord ‘doofstom’ is terecht in onbruik geraakt, maar de verstaanbaarheid van deze kinderen was verre van optimaal. Maar ze deden enorm hun best. Daar kwamen we op een bijzondere manier achter.
Op de avond van 11 november 1981 ging onze deurbel. Voor onze deur stonden de dove kinderen, met blije gezichten en lampions. ‘Hwewe Maarten hwewhe’– hun goedbedoelde maar onverstaanbare en toonloze gezang leverde ons meer vragen dan antwoorden op. De verwachtingsvolle gezichten waarmee ze duidelijk maakten dat een bijdrage aan de meegenomen en al redelijk gevulde snoeptassen wel gewenst was maakte duidelijk dat we vreselijk in de fout waren gegaan. En verderop in de straat gingen nog veel meer kinderen rond met lampions.
Dus dáár was dat snoepgoed in die supermarkt voor bedoeld. Sint Maarten. Ik weet niet goed meer hoe we de teleurgestelde dove kinderen duidelijk hebben gemaakt dat we ze écht niks te bieden hadden. Maar ik weet nog wel dat we daarna alle lichten in huis hebben uitgedaan, de bel hebben afgezet en in het duister hebben afgewacht tot onze eerste kennismaking met het feest van Sint Maarten helemaal voorbij was.