Auteursarchief: Frits Mostert

Concordia

Wij hebben meer dan eens een bezoek gebracht aan de keramiekstad Boleslawiec in Polen. Het is een aardig Midden-Europees stadje. Het lag tot 1945 op Duits grondgebied; het heette toen Bunzlau. Na 1945 is de Duitse bevolking verdreven en kwamen er Poolse inwoners in hun plaats. Daarmee kwam geen einde aan de eeuwenoude keramiektraditie van het plaatsje; die werd door de nieuwe inwoners vrij snel overgenomen, met dezelfde werkwijzen en kleurrijke motieven. In de omgeving wordt zeer geschikte pottenbakkersklei aangetroffen, vandaar dus.

Maar over het fraaie handbeschilderde keramiek ga ik het niet hebben.

Tijdens een wandeling door het stadje viel mijn oog op een oude fabriek met het opschrift  ‘Concordia’. Ik vond het er interessant uitzien. Op internet is veel te vinden. Gebouwd in 1871, door de heer Samson Woller. Een kloek gebouw met een klokkentoren. Een textielfabriek die in zijn hoogtijdagen in het interbellum duizend arbeiders aan het werk had. ‘Concordia Spinnerei und Weberei’.

Nu vervallen, kapotte ramen. Een verroest spoor naar een overwoekerd laadperron. Er komt echt nooit meer een trein, want er is later een soort bijgebouwtje over de rails gezet. Ik heb een zwak voor dit soort gebouwen. Vergane glorie. Een gebouw om zwartwitfoto’s van te maken.

Concentratiekamp

Zo’n gebouw waarvan je kunt zeggen ‘als muren toch eens kunnen spreken’. En inderdaad. Want het is haast niet voor te stellen hoe uitbreid in de Tweede Wereldoorlog het netwerk van concentratiekampen en werkkampen was. Van 2 oktober 1944 tot 11 februari 1945 waren de derde en vijfde verdieping van deze textielkolos ingericht als concentratiekamp, een subkamp van Gross-Rosen. Het was een werkkamp, waar honderden gevangenen vliegtuigonderdelen maakten, met name vleugels voor de Focke-Wulf 190. De gevangenen werden daarna overgebracht naar kamp Mittelbau en vervolgens naar Bergen Belsen. Ze werden er bevrijd op 15 april 1945.

Een filmpje op YouTube, in 2016 opgenomen door een aantal urban explorers,  suggereert dat het gebouw nu voor een groot deel leeg staat. Maar toen wij er op 9 september 2020  langsliepen, was op de benedenetage bij het laadperron licht en activiteit. Zo te horen een weefgetouw. En er hing een bordje dat ergens in de hoek van de binnenplaats een winkel in het plaatselijke aardewerk gevestigd was.

Concordia. Een oud gebouw waar je misschien achteloos aan voorbij loopt. En waar je best even bij stil mag staan.

Share

Tastbare geschiedenis

Wij waren twee weken op vakantie, van eind augustus tot midden-september. Stedentrip Midden-Europa, in landen die vroeger achter het IJzeren Gordijn lagen. We hadden het leuk, het weer werkte gemiddeld genomen mee en omdat Duitsland en Polen geen uitzonderlijk coronarisico opleveren durfden we het (met mondkapje in winkels en musea) wel aan.

Tussen Nederland en Krakau ligt een stukje Europa dat de laatste 80 jaar het nodige voor zijn kiezen heeft gekregen.

Dresden is in 1945 door geallieerde bommenwerpers volkomen van de kaart geveegd. Daar zie je nu weinig meer van. De barokke stad is na de oorlog met grote zorg in oude luister hersteld. Eén van de laatste huzarenstukjes: de herbouw van de Frauenkirche, die jarenlang als ruïne (‘Mahnmal’) in de binnenstad heeft gestaan. Bij de herbouw is een deel van de oude stenen herbruikt (je herkent ze aan de donkere kleur). Naast de kerk staat een reusachtige, vrij vormloze steenklomp. Het  laatste stukje ruïne, zeg maar. Een metalen schildje maakt duidelijk dat dit ooit een stuk was van de originele koepel van de kerk.

De aangrijpende oorlogsfilm ‘Schindler’s List’ speelt zich goeddeels af in een industriewijk in Krakau. De fabriek van Oskar Schindler, waar hij velen van de vernietigingskampen redde, staat er nog. Na de oorlog werd er telecommunicatie-apparatuur gemaakt, nu is het een museum, gewijd aan de Nazi-bezetting van Krakau. Dat het vrij onaanzienlijke fabrieksgebouw nu museum is, is ongetwijfeld mede geïnspireerd door de film. Geen museum waar je blij van wordt, wel leerzaam.

Auschwitz, niet ver van Krakau, hebben we overgeslagen. De indruk die we er zo’n 25 jaar geleden opdeden was verpletterend genoeg.

Share

Wat een land

In Nederland mag je de meest ongelooflijke kletskoek vrijelijk uiten. Je mag de mening huldigen dat het hier een kloteland is, waar je niks mag zeggen en waar de media er een potje van maken. De bevolking wordt gekneveld en uitgemergeld door de regering (die na democratische verkiezingen tot stand is gekomen, dat dan weer wel). Je mag dat allemaal zeggen en je krijgt hooguit tegenspraak, maar meer niet.

In werkelijkheid hebben we een van de fijnste landen van de wereld en zitten we jaar in jaar uit in de wereldtop op het vlak van:

Natuurlijk, ik heb ook zo mijn ideeën hoe onze overheid bepaalde zaken anders zou kunnen aanpakken en er is van tijd tot tijd reden voor zeer terechte kritiek. Nederlanders zijn pas gelukkig als ze kunnen mopperen, vermoed ik. Een dag niet gemopperd is een dag niet geleefd.

[Foto: Opsterlandse Compagnonsvaart, bij Wijnjeterpvallaat, eigen foto.]

Share

Een digitale adresgids

Via mijn website deel ik vaker mijn zieleroerselen over acquisitiefraude. Want het zit me dwars. En het druist tegen mijn rechtvaardigheidsgevoel in.

Ik heb het al zo’n tien jaar, met tussenpozen, aan de stok met een specifieke digitale adresgids in de provincie Groningen. De adresgids richt zich vooral op de semi-publieke sector, zoals onderwijs en zorg. De digitale adresgids gebruikt een belscript dat heel sterk lijkt op dit gesprek van een andere ‘aanbieder’.

Even een voorbeeld van een cold calling acquisitiegesprek van déze digitale adresgids: “Hallo. Ik bel u inzake uw deelname in de [naam adresgids *)]. We zijn namelijk bezig met de update voor de komende periode en tot op heden hebben jullie afgezien van uitgebreid adverteren. (…) Dus als er geen animo ontstaan is voor uitgebreid adverteren is de standaardvermelding doorgaans voldoende.”

Duizenden

Een aloude truc: je organisatie stond helemaal niet in de gids, er is dus ook geen sprake van een update of een oude of nieuwe periode. Maar de adresgids suggereert een bestaande relatie, er wordt gesuggereerd dat je eerder niet wilde adverteren, en dat een standaardvermelding voldoende is. Zo’n standaardvermelding kost bij deze adresgids bijna 200 euro. Per maand. Looptijd 36 maanden. Dus totaal vele duizenden euro’s, die organisaties in de semi-publieke sector veel beter aan hun maatschappelijke taak kunnen besteden.

De adresgids heeft een slimme manier bedacht om digitaal akkoord te gaan met de offerte. Degenen die akkoord gaan, hebben doorgaans pas achteraf in de gaten dat ze er zijn ingeluisd voor een groot bedrag. Maar ja: digitaal akkoord gaan is óók een overeenkomst. Zelfs als, bijvoorbeeld, een stagiaire onbedoeld akkoord geeft. De adresgids weet zich vervolgens vreemd genoeg helemaal niets meer te herinneren van het allereerste telefoongesprek waarmee je op het verkeerde been bent gezet, en waarin niets is gezegd over de looptijd, en helemáál niets over het totaalbedrag van de ‘aanbieding’. Je bent akkoord gegaan met je vermelding en je zult betalen.

Addertje

Mensen die in de semi-publieke sector werken zijn vaak mensgericht en vriendelijk van aard, en niet gauw geneigd om addertjes onder het gras te zoeken bij zo’n schijnbaar onschuldig telefoongesprek over een vermelding in een adresgids. En ze zijn vaak druk. En dus een gemakkelijke prooi voor dit soort firma’s.

Het is geen wonder dat ‘klanten’ die de rekening krijgen en zich realiseren dat ze bedrogen zijn, nog wel eens verschrikkelijk boos kunnen worden op de adresgids. Maar wie in de openbaarheid zijn gevoelens uit over deze werkwijze, heeft al gauw een jurist achter zich aan. “U dient zich op elke wijze te onthouden van publiek schadelijke uitingen, mede gezien u hiermee onterecht de reputatie van [naam adresgids] aantast, wat onrechtmatig is.” Een boze klant die onlangs zijn ervaringen deelde op social media, kreeg een briesende advocaat aan de telefoon en moest de ervaringen met de gids van het internet verwijderen. Want anders zou een kort geding volgen.

Hardhandig

Welnu: de gids in kwestie hanteert al ongeveer tien jaar met succes deze werkwijze met dit belscript, dat trouwens gebruikt wordt door bijna alle misleidende ‘adresgidsen’ in de provincie Groningen. Kritische geluiden aan het adres van de firma worden hardhandig de kop ingedrukt door een handige jurist.

Nu is acquisitiefraude strafbaar, maar met een grote bek en intimidatie komt deze tak van bedrijvigheid nog steeds heel ver. Vooral kleinere organisaties in de semi-publieke sector lijken slachtoffer te worden. En je moet als organisatie nog steeds verdomd goed op je tellen passen als iemand belt over de ‘update van je vermelding’.

En daar word ik dus heel boos om.

Wat kun je doen?

De firma probeert het niet vaak meer bij de organisatie waar ik werk. Hoe komt dat? Door een stevige brief te sturen (voorbeeldtekst hier) draai je de rollen om. Het is te zot voor woorden dat het nodig is, maar het is wel effectief. En doe uiteraard melding bij de Fraudehelpdesk en aangifte bij de politie. De rechter heeft in ons land natuurlijk het laatste woord, maar ik heb zo’n idee dat de werkwijze van de adresgids strafbaar zou kunnen zijn.

*) Waarom geen naam en rugnummer van de adresgids? Ik heb natuurlijk niet veel zin in juridisch gedonderjaag met ‘smaad’ en zo. Door de naam níet te noemen geef ik de juristen van de adresgids het nakijken. Want, mócht de adresgids dit lezen, zich herkennen in de hierboven beschreven werkwijze en verhaal komen halen, dan erkent de adresgids daarmee volautomatisch, impliciet, dat dit hun reguliere manier van werken is. En dat feit proberen ze nu juist zo goed mogelijk te verdoezelen.


[Noot: De cursieve tekstgedeelten zijn letterlijke citaten, afkomstig uit resp. een acquisitiegesprek en een e-mail van de adresgids. Deze tekstgedeelten zijn op enkele ondergeschikte punten licht geredigeerd.]

[Foto: Nijverheid in Oost-Groningen. Deze voormalige steenfabriek bij Appingedam staat verder volkomen los van dit verhaal. Eigen foto.]

Share

Malta en virus

Trouwe volgers van dit blog (zouden ze bestaan?) zijn gewend dat ik van tijd tot tijd verslag doe van reisjes en vakanties. Onze belevenissen op het eiland Malta zijn er bijna bij ingeschoten.

Dat kwam door het coronavirus.

Malta is mooi; we hadden van 4-14 maart 2020 een fijn appartement in het pittoreske dorpje Marsaxlokk en op Malta is genoeg te zien en te beleven voor de gemiddelde toerist.

Maar ja. Dat virus.

Bij aankomst op de luchthaven werden we al geconfronteerd met medewerkers met een warmtecamera. Of we geen koorts hadden. Buschauffeurs, althans sommige, verborgen hun gezicht achter een mondneusmasker, of, in een enkel geval, een bivakmuts.

We hebben niettemin genoten. Immens oude megalithische tempelcomplexen, ter plekke aangekondigd als ‘het oudste gebouw ter wereld’ – wat niet waar was, maar toch van een indrukwekkende ouderdom. Lekker gewandeld, een mooi tochtje gemaakt naar buureiland Gozo. Ons verbaasd: alle taxi’s hebben de letters ‘Taxi’ op het nummerbord en de bussen hebben ‘Bus’. Mooie musea, indrukwekkende kerken. Met als bizar hoogtepunt de plaatselijke St. Lucia, die in de kathedraal van Gozo fraai gekleed in een reliekschrijn ter verering ligt. Via een venster in haar kleding ter plekke van haar hart laat ze onomstotelijk zien dat ze dood is. Mooie kliffen, blauwe zeeën, wuivende palmen, imposante verdedigingswerken. (Malta is een aaneenschakeling van forten, verdedigbare citadellen, redouten, verdedigingsmuren, bolwerken en dergelijke. De stad Valletta heeft een zeldzame hoeveelheid oorlogsmonumenten.) Dat het ooit een Britse kolonie was is nog goed te zien aan rode telefooncellen, rode brievenbussen, ingewikkelde stopcontacten en linksrijdend verkeer. En je kunt met Engels overal terecht.

En dat virus?

De berichten uit Nederland begonnen in steeds mindere mate vrolijk te stemmen. En verder? Nou, bijvoorbeeld… In Marsaxlokk is elke dag een kleine toeristenmarkt. Opeens was die markt weg. Gesloten winkels met een briefje ‘wegens corona…’ op de deur. Bange buschauffeurs die amper je geld wilden aanpakken. Het voelde een beetje onnatuurlijk allemaal. We waren blij dat we weer terug waren. Anderhalve week na onze thuiskomst was vliegen op Malta al niet meer mogelijk.

Na terugkeer bleek Nederland na tien dagen vakantie flink veranderd. Daarover misschien een andere keer.

Gelukkig, er zijn foto’s!

(En geheel terzijde: ik heb ook de collectie foto’s van lelijke toeristentreintjes weer mooi kunnen aanvullen!)

Share

Ons wereldrijk

Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar. Een citaat dat wordt toegeschreven aan Winston Churchill. En met een kern van waarheid.

De Nederlandse geschiedenis zoals die op school wordt opgedist, in het bijzonder onze koloniale geschiedenis, wordt in de Canon van de geschiedenis vooral beschreven vanuit Nederlandse optiek. Op zich begrijpelijk.

Bij de voorstelling ‘Ons Wereldrijk’ van Hotel Modern en Arthur Sauer, die we op 11 januari 2020 bezochten, is het vertelperspectief nadrukkelijk omgedraaid. Drie verhalen uit ‘De Oost’ (Ambon, Banda, Java), verteld uit het oogpunt van de oorspronkelijke bewoners. Die kregen opeens te maken met onverwacht en niet altijd zachtzinnig bezoek van Portugezen, Hollanders en Engelsen.

De geschiedenis vanuit het oogpunt van de ander is  soms confronterend. (Zijsprong: ik werd zo’n 15  jaar geleden als toerist rondgeleid door het mooie Duitse stadje Soest. Niet ver daar vandaan bevindt zich de Möhnetalsperre, die in 1943 met succes werd gebombardeerd door de Britse ‘dambusters’. Ook overigens in WO2 veel oorlogsschade. De Duitse gids sprak zonder blozen over de geallieerden als ‘Der Feind’.)

Terug naar Hotel Modern. Het vertelperspectief omdraaien is één ding. Deze theatermakers brachten de geschiedenis tot leven met een onwaarschijnlijk decor. Kartonnen huisjes, ogenschijnlijk gemaakt van materiaal uit de dozenhoek van de supermarkt. Maar met veel liefde, dat wel. Een oerwoud dat, als je van heel dichtbij keek, bestond uit plastic planten uit een knakenwinkel. En honderden mensfiguurtjes van ijzerdraad, karton en kinderklei, niet groter dan mijn pink. Waarbij de Indonesiërs werden weergegeven met een menselijk gezicht, de Europeanen met een schaapskop, vorsten als een vogel.

Met macrocamera’s, projectie van het camerabeeld, live muziek en geluidseffecten en een vertelstem kwam het onwaarschijnlijke decor op het beeldscherm groots tot leven. Tegelijkertijd zag je de acteurs live  in de weer met camera en poppetjes in de omvangrijke mini-wereld. 

Ook hier een omgekeerd perspectief: de kleine poppetjes illustreerden een groot en meeslepend verhaal. Je wéét dat het zich in miniatuur afspeelt, maar zo voelt het niet op het grote scherm. Geschiedenis als een bijzonder verhaal en zonder jaartallen. Ga dat zien zolang het nog kan. Klik hier voor de speellijst.

 

Share

De penning van opa

In een hoekje van zolder met persoonlijke parafernalia woont een oud tabaksblikje, waar ooit ‘City Baai’ van Van Nelle in heeft gezeten. Al sinds jaren huisvest het blikje een bonte verzameling diversen: speldjes van het verkeersexamen van de lagere school, medailles van schoolwandeltochten, en een opvallende bronzen penning met een doorsnede van 4 cm. De “Prof. Dr. Karl Landsteinerpenning”.

De penning is een erfstuk van mijn opa, de vader van mijn moeder. De penning werd tot 1944 gebruikt als blijk van waardering voor bloeddonoren. Karl Landsteiner, besnord en streng, was een arts die de bloedgroepen ontdekte en daarmee de basis legde voor succesvolle bloedtransfusie.

Mijn opa bezocht de bloedbank geregeld als donor, mijn vader deed dat trouwens ook. En ik kom er ook vaak, voor plasmaferese. Kopje koffie, wat lekkers erbij, een vriendelijk woord van de altijd opgewekte donatie-assistente. Bij een donatiejubileum krijg je nog steeds een blijk van waardering. De Landsteinerpenning heeft plaatsgemaakt voor meer prozaïsche en praktische zaken: een badhanddoek, een mok, een waterkan.

Deze week (om precies te zijn op 14 juni 2019) is het weer wereldbloeddonordag. Sanquin introduceert voor de gelegenheid het woord ‘bloedgabbers’: mensen die je hebben geïnspireerd om bloeddonor te worden, of met wie je iets deelt op het gebied van bloed- of plasmadonatie. Of mensen die ik op míjn beurt heb overgehaald om donor te worden. Wie is het? Mijn opa? Mijn vader? Of de collega die ik over de streep heb getrokken om ook te doneren? Nee.

Die bloedgabbers van mij ken ik helemaal niet. Dat zijn de mensen die in het dagelijks leven transfusiebloed of bloedproducten zoals stollingsfactor of andere medicijnen nodig hebben, en waarvan ik de grondstof gemakkelijk kan missen. Kankerpatiënten, verkeersslachtoffers, mensen met brandwonden of hemofilie. Daar doe je het voor. 35 donaties redden één mensenleven, zegt Sanquin op zijn website. Die bloedgabbers zijn keurig anoniem, behalve dan degenen die hun verhaal op de website of in het blad van Sanquin delen. Dat zijn behoorlijke heftige verhalen door heel gewone mensen.

Als plasmadonor mag je wat vaker doneren. Ik ga al aardig in de richting van 250 keer. Statistisch heb ik inmiddels zo’n zeven levens gered. Die bloedgabbers kan ik zomaar op straat of in de supermarkt tegenkomen, zonder dat ik ze ken of dat ze mij kennen.

Levens redden. Zonder superheldenstatus, maar met een kopje koffie en een roze koek op een comfortabele donatiestoel. Levens redden is een makkie. Veel mensen kunnen het Ik zeg: als je het kunt: doen! Klik hier om de test te doen en je aan te melden!

Share

Het kerkhof bij nacht

In mediterrane gebieden, en niet alleen daar, worden de doden herdacht met bloemen en een kaarsje op het graf. Op onze recente vakantiebestemming Cyprus bestaat deze gewoonte ook. Met het verschil dat in plaats van kaarsen, olielampjes bij de graven worden geplaatst, vaak in een speciale uitsparing in het grafmonument.

Die lampjes branden doorlopend. De nabestaanden vullen de olie geregeld bij, getuige ook de vele achteloos weggeworpen olieflessen die de begraafplaats van het dorpje Koilani ontsieren.

Overdag bij volle zon vallen de lampjes amper op. Maar ’s nachts zorgt het licht van de tientallen lampjes voor een bijzonder effect. De dodenakker wordt er bijna feestelijk van.

Bij windstilte is rond de begraafplaats wel doorlopend een vage petroleumwalm aanwezig.

 

Share

Verdeelde stad

Een verkeersweg tussen twee delen van een oude stadsmuur. Dat is in menige oude stad niet echt bijzonder.

In Nicosia zou het ook amper opvallen. Alleen: aan de linkerkant zijn de Turkse en Turks-Cypriotische vlag te zien, rechts de Griekse en de Grieks-Cypriotische vlag. Verder prikkeldraad, hekken, de suggestie van militaire aanwezigheid.

De laatste stad in Europa die verdeeld wordt door een muur, beweert het toeristengidsje. Elders in de stad: straten die worden afgesloten door met beton gevulde oliedrums, een straatje waar een muur dwars overheen gaat.

De grens mist het raffinement dat de Muur van de DDR kenmerkte, maar overeenkomsten zijn er zeker. Het niemandsland, de ‘green line’ wordt bewaakt door VN-soldaten. Een enkele kat scharrelt er rond, maar daar blijft het bij.

Verboden gebieden, afschrikwekkende bordjes, een soldaat die van afstand bars te kennen geeft dat foto’s maken toch écht niet de bedoeling is.

Als toerist kom je trouwens zonder veel problemen van de ene kant naar de andere kant. Met een beetje pech (dat hadden wij) een wachttijd van een ruim halfuur voor een politiecontrole waarbij verveelde functionarissen aan Griekse en Turkse zijde je paspoort aan een soort scanner toevertrouwen en jou amper een blik waardig gunnen.

Maar wat een verschil binnen één stad! De Griekse kant is van Europese allure met bekende grote winkelketens, aan de Turkse kant loop je een soort klein-Turkije binnen met een veelheid van winkeltjes, compleet met stoepiers.  (Neringdoenden die passanten aanspreken zo van ‘mooie koopjes’ of ‘u kunt hier lunchen’.)

De verdeling van de stad dateert al uit de jaren zestig; de verdeling van Cyprus in een Griekse en een Turkse republiek in de jaren ’70 heeft de verdeling een stevige status quo gegeven en de onderhandelingen gaan met een slakkengang. Het nationalistisch vlagvertoon gaat ver. Letterlijk. Op zo’n twaalf kilometer van Nicosia heeft de Turkse republiek een enorme Noord-Cypriotische vlag op een heuvel aangebracht. 10 hectare, pakweg 12 voetbalvelden. Daarnaast staat een in navenante lettergrootte uitgevoerde tekst van Kemal Atatürk, dat het fijn is om Turk te zijn. ’s Nachts is de vlag ook te zien: lampjes maken er een reusachtige lichtreclame van, die zichtbaar is op grote afstand. De vlag is niet te missen en in de wijde omgeving te zien, met name vanaf de invalswegen van Nicosia. De Grieks-Cyprioten ervaren de vlag, niet helemaal onbegrijpelijk, als een provocatie.


Een toeristische uitzichttoren in Grieks Nicosia biedt niet alleen een mooi zicht op de stad. Er wordt ook een filmpje gedraaid met mooie en minder mooie plaatjes van de stad en zijn lange  historie.

Alleen die vermaledijde vlag op de heuvel blijft in de film zorgvuldig buiten beeld.

Een verdeelde stad zit soms in de details.

Share

Een trein duwen

Het is inmiddels zo’n 25 jaar geleden. Ik durf het nu wel aan om het aan de openbaarheid prijs te geven.

Begin jaren ’90. Ik had een cursusavond in Utrecht achter de rug en was met de trein op weg terug naar Leeuwarden. We waren de Friese hoofdstad al dicht genaderd toen de trein in het donker, midden tussen de weilanden, een onverwachte noodstop maakte. Misschien was de machinist vergeten om op tijd de ‘dodemansknop’ te bedienen, en dan stopt de trein vanzelf. Dat gebeurt wel eens vaker. Meestal zet het treinstel zich daarna snel weer in beweging. Je hoort soms nog onderdrukt gemopper over de intercom, maar verder niks aan de hand.

Nu moet u weten – in Fryslân heb je een paar kleine beweegbare spoorbruggen. Bij die kleine spoorbruggen heb je een onderbreking van de bovenleiding. Goedkoper en gemakkelijker, vermoedelijk. En zo’n trein merkt er niks van. Die rolt écht wel door als-ie een meter of vijftig zonder stroom zit.

Behalve…

Mijn trein, met maar één stroomafnemer, was bij de onverwachte stop uitgerekend op het kleine stroomloze stuk tot stilstand gekomen. En dan kun je als machinist doen wat je wilt, zonder stroom ga je geen kant meer uit. Misschien lost de NS het nu anders op.

Maar…

Uiteraard duurde het even, de passagiers hoorden allerlei uitwisselingen tussen machinist en conducteur via de intercom, de buitendeuren sisten open, en kort daarop verscheen de hoofdconducteur in de deuropening. Alle weerbare mannen werden naar buiten gesommeerd. We moesten helpen duwen…

Ik moet zeggen: als je met genoeg mensen bent is zo’n trein duwen niet eens zwaarder dan het duwen van een auto met startproblemen. De brug óp was iets te zwaar, maar bij de trein terugduwen hielp de zwaartekracht een handje. Na zo’n twintig, dertig meter duwen had de stroomafnemer weer contact.

We mochten weer instappen vanaf het ballastbed. De machinist reed nog een stukje verder terug, we maakten vaart in de goede richting en de trein ging probleemloos over het stroomloze bruggetje verder naar de Friese hoofdstad, waar we met een kleine vertraging arriveerden. We mochten er eigenlijk niets over vertellen, waarschuwde de hoofdconducteur. Ik gok er op dat het incident inmiddels wel verjaard zal zijn.

Het blijft één van mijn bijzonderste ervaringen met de NS. Dat dan weer wel.

Share