Een van de aardige zaken van het pensioen is dat je dingen doet waar je anders niet eens aan gedacht zou hebben, maar die toch verrassend leuk blijken te zijn. Eén van die dingen is het gastheerschap bij het gebouw van De Utrecht in Leeuwarden, waar ik zo eens in de twee weken als vrijwilliger een middag doorbreng.
Het is een gebouwtje aan de Tweebaksmarkt, hartje Leeuwarden, dat opvalt door het opschrift “Utrecht” op de voorgevel. Nu heb je in Leeuwarden allerhande pakhuizen met geografische namen en ik dacht eigenlijk altijd dat het pand De Utrecht een naam had in diezelfde traditie. Maar nee, het is genoemd naar de verzekeringsmaatschappij die hier van 1895 tot ca 1935 een regiokantoor had. Het gebouw dateert uit 1904.
Aan de buitenkant is het gebouw niet eens heel erg opvallend, het is ook niet erg groot. Er zijn enkele beeldhouwwerken, waaronder een beeld van vier pelikanen op een torentje. De architectonische vorm wijkt enorm af van wat in 1904 gebruikelijk was. De jonge architecten Frits Staal en Alexander Kropholler waren leerlingen van Berlage en dat zie je duidelijk aan het gebouw. De Utrecht is opmerkelijk genoeg precies even oud als het (voormalig) postkantoor, schuin aan de overzijde van de Tweebaksmarkt. Dat is gebouwd in een soort eclectische neo-renaissancestijl door Rijksbouwmeester Cornelis Peters, leerling van Pierre Cuypers. Maar Kropholler en Staal stonden met het ontwerp van De Utrecht met één been in de Art Nouveau (Jugendstil) en met het andere been in de herkenbare stijl van Berlage.
Vooral het interieur is bijzonder. De decoratie is meer dan uitbundig – de reclame voor de verzekeringsmaatschappij, en voor het belang van een goede levensverzekering komt je overal tegemoet. Teksten, rijmpjes, dierensymboliek, waaronder pelikanen, mieren en bijen – er komt haast geen eind aan.
Het is trouwens een wonder dat het gebouw er nog is, en vooral dat het in deze staat te zien is. Vanaf ongeveer 1935 tot ongeveer 1976 is het gebouwtje volslagen verwaarloosd. Er zaten in die jaren onder meer een bottelarij, een magazijn voor onderdelen van landbouwwerktuigen en volgens de overlevering zelfs een fietsenstalling in.
In 1979 kreeg het de monumentenstatus en vond restauratie plaats. Vervolgens werd het gebruikt als restauratieatelier en als klein theater. In 2020 liet een nieuwe eigenaar een stukje aanbouwen dat in de plaats kwam van een foeilelijke oudere aanbouw uit de jaren ‘70: een bijzonder stukje bouwkunst met bronskleurige keramieken dakelementen. Het oude verzekeringskantoor is nu een ruimte voor expositie van moderne kunst, vergaderingen en bijeenkomsten, en voor monumentenbezoek. Zie ook de Wikipedia-pagina over het gebouw.
En dit hele bovenstaande verhaal vertel ik dan weer in iets groter detail aan bezoekers van het pandje. Je bent als vrijwilliger altijd met z’n tweeën, het bezoek is geïnteresseerd, en als vrijwilliger krijg je doorgaans ook van de exposerend kunstenaar persoonlijk een uitleg over de werken die de komende periode te zien zullen zijn.
De vrijwilligersgroep is nogal gemêleerd, waarbij de grijze generatie goed vertegenwoordigd is. Het is een leuke club mensen, en De Utrecht zorgt goed voor z’n vrijwilligers.
Dat gezegd hebbende: met onze museumkaart komen we natuurlijk meer dan eens in musea en ander erfgoed. Opvallend: zeker bij kleinere musea zijn heel veel mensen herkenbaar als vrijwilliger: achter de kassa, in het museumwinkeltje, gastheren en -vrouwen… Vaak mensen die zich tijdens hun pensioen nuttig willen maken en actief willen zijn op allerhande gebied. Die inzet van vrijwilligers zie je trouwens ook bij welzijnsorganisaties, zorg, tweedetaalonderwijs en ga zo maar door.
Die inzet van al die vrijwilligers is natuurlijk prachtig, en tegelijkertijd noodzakelijk om die mooie kanten van de samenleving – cultuur, welzijn, het stapje extra in de zorg – überhaupt mogelijk te maken. Maar de ene hand wast de andere: vrijwilligers doen hun werk doorgaans óók omdat ze er heel veel plezier in hebben.