De meeste musea kennen wel een topstuk in het genre van De Nachtwacht. Doorgaans wordt de bezoeker eerst langs andere bezienswaardigheden geleid om uiteindelijk bij de apotheose van het museumbezoek te komen.
In het Vasa-museum in Stockholm is voor een andere aanpak gekozen. Je koopt je kaartje, gaat naar binnen door een driedubbele luchtsluis en patsboem: je staat meteen oog in oog met het onbetwiste topstuk: het Vasa-schip, het grootse Zweedse admiraliteitsschip dat in 1628 tijdens zijn eerste reis, na zo’n anderhalve kilometer, roemloos naar de bodem van de haven van Stockholm is gezonken. Het schip was niet stabiel, en de eerste en enige reis van de Vasa was zeker niet het ‘finest hour’ van de scheepsbouwer Henrik Hybertsson (Hendrik Hubertsen) uit Rijswijk. Maar die heeft deze majeure mislukking niet hoeven meemaken: hij overleed in 1627.
Pal achter de entree hoor je geregeld het ‘wow!’ van veel bezoekers. Ik had het schip al langere tijd op mijn verlanglijstje staan om te bekijken, en zo bleek me op 2 augustus 2023, dat was volkomen terecht. Het Vasa-schip is geen museumstuk dat je gemakkelijk in het allerlaatste museumzaaltje tentoonstelt: 61 meter lang, bijna 12 meter breed en bijna 20 meter hoog. Het museum is praktisch gesproken om het schip heen gebouwd: in feite ligt het in een voormalig marine-droogdok.
Naast het enorme 17e-eeuwse schip heeft het museum de moeite genomen om alle informatie recht te doen: conservering van het schip, de aangetroffen voorwerpen waaronder de (reserve-)zeilen, en reconstructies van de personen die aan boord waren, op basis van de aangetroffen skeletten en schedels. Er zijn modellen, films, replica’s…
Het meest bijzonder is natuurlijk wel het verhaal van Anders Franzén, een (amateur(!)-)marien archeoloog, die eind jaren ‘50 de locatie van de Vasa wist te achterhalen en er voor zorgde dat het gevaarte werd geborgen. Dat was uiteraard een mega-operatie, het meest verbijsterende filmbeeld is nog steeds hoe het schip, ruim 300 jaar nadat het was vergaan, op eigen drijfvermogen het dok wordt ingesleept.
Na de berging is er uiteraard nog het nodige conserverings- en herstelwerk verricht – de achterspiegel met zijn beeldhouwwerk is kennelijk niet in één stuk boven water gekomen. Maar het museum gaat er prat op dat de Vasa voor 98% authentiek is. En dat is een bijzondere en indrukwekkende prestatie. Het museum heeft nu de handen vol aan de instandhouding: vervangen van roestende ijzeren bouten; de zorg dat de warmte en uitwaseming van anderhalf miljoen bezoekers per jaar geen negatieve gevolgen hebben voor het schip (er is een enorme luchtbehandelingsinstallatie aanwezig), en ga zo maar door.
Geeft de Vasa een goed beeld van 17e-eeuwse schepen van deze omvang? Ja, en nee. Het schilderwerk heeft de ruim 300 jaar onder water niet overleefd. Maar op een scheepsmodel en replica’s kun je de oorspronkelijke kleuren bewonderen. De masten zijn maar ten dele gereconstrueerd in de enorme tentoonstellingsruimte. Op het dak van het gebouw zijn drie gestileerde masttoppen aangebracht. Als de héle Vasa inclusief masten was gereconstrueerd en tentoongesteld, was die hoogte van ruim 60 meter nodig geweest.
De Vasa is als vlaggenschip een totale mislukking geweest. Het feit dat het is gezonken in het koude, brakke water van Stockholm, waar de scheepsworm niet voorkomt, was een bepalende factor in het behoud van het schip. Daarnaast uiteraard het doorzettingsvermogen van Anders Franzén, en de toewijding van veel deskundigen die er voor hebben gezorgd dat het schip is behouden. En dat maakt een mislukt schip tot een indrukwekkende topper op museumgebied.